Thema

De macht van de steden

Veel van de huidige Brabantse steden danken hun status als stad aan de hertogen. De hertog klopte bij hen aan als hij om middelen verlegen zat, maar daar wilden de steden wel wat voor terug.

Hertogen en steden

Het hertogdom Brabant was voor middeleeuwse begrippen erg verstedelijkt. Tussen de hertogen en deze steden ontstond een uitgebreide machtsdynamiek. Als de hertog zich in een kwetsbare positie bevond, door bijvoorbeeld dynastieke problemen of militaire dreiging, kon de hij de loyaliteit van zijn steden en dorpen ‘kopen’. Dit deed hij door ze stadsrechten, belastingvrijstellingen, of andere privileges te geven. Voor de (nieuwe) steden was dit voordelig omdat het voor de inwoners bijvoorbeeld juridische voorrechten betekende.

Privileges op het gebied van belastingen en tollen waren goed voor de handel. Op deze manier konden steden als Leuven, Brussel, ‘s-Hertogenbosch en Antwerpen uitgroeien tot de machtigste steden van het hertogdom, met een bloeiende handel. De hertog kon de rijkdom van de steden vervolgens aanspreken om er geld te lenen, wat dan weer gepaard ging met het verstrekken van nieuwe privileges.

Een 'zwakke' hertog

Toen hertog Hendrik III (1231-1261) overleed liet hij zijn achtjarige zoon achter op de troon. Deze Hendrik IV (1251-1272) was niet alleen minderjarig, maar vertoonde ook tekenen van lichamelijke en geestelijke beperkingen. Omdat Hendrik hierdoor als zwak gezien werd, sloten verschillende Brabantse steden, onder leiding van Leuven en Brussel, in 1261 en 1262 een reeks verdragen om hun wettige heer en diens voogdes bij te kunnen staan. De macht van Hendrik IV berustte dus grotendeels op de steun van de steden.

De vervanging van Hendrik IV door Jan I

De vervanging van Hendrik IV (rechts) door Jan I (links). (Bron: Jan van Boendale, Brabantsche Yeesten, 15e eeuw, Koninklijke BIbliotheek Brussel)

Na verschillende mislukte pogingen om Hendrik af te zetten, besloten de afgevaardigden van de steden, abten en edelen van Brabant dat het beter was als Hendrik vervangen zou worden door zijn jongere broer Jan I (1253-1294). Slechts een klein deel van het hertogdom, waaronder de stad Leuven, was tegen deze machtswisseling, maar hun tegenstand haalde niets uit. Brabant kreeg in 1267 toch een nieuwe hertog: Jan I. Hij maakte van Brussel zijn nieuwe residentie, ten koste van Leuven. Leuven bleef echter een belangrijke stad. Als hertog Jan in geldnood zat bijvoorbeeld, zou hij nog herhaaldelijk bij de stad aankloppen. De steun van de hertog kon veel betekenen voor een stad, maar nog veel crucialer was de steun die de steden de hertog te bieden hadden.

Groeiende macht

Hertog Jan I wist dat hij zijn macht aan de steden te danken had en ook zijn zoon Jan II (1275-1312) kon niet om de steden heen. Aan het einde van zijn leven besloot Jan II de opvolging door zijn twaalfjarige zoon veilig te stellen. De steden wilden best de zoon van Jan II erkennen als hertog, maar ze wilden er wel wat voor terug. Samen met de hertog stelden zij het charter van Kortenberg op, de eerste ‘grondwet’ van Brabant. In dit document werd de macht van de hertog aan banden gelegd en werden de privileges van de steden gewaarborgd. Daarnaast werd er een raad ingesteld, de Raad van Kortenberg, die naleving van het charter moest controleren en zelfs zeggenschap had over de hertog.

Ondanks het charter ging het mis. Jan II overleed en het hertogdom bleef achter met enorme schulden, een minderjarige opvolger en voogden die zich niet al te veel om het dagelijks bestuur bekommerden. Het waren de steden die het meest onder deze problemen leden. De steden sloegen daarom nogmaals de handen ineen en brachten zelf de middelen bij elkaar om de schulden van het hertogdom af te lossen. In ruil hiervoor kregen zij wederom nieuwe, waaronder enkele eeuwigdurende, privileges.

Het Charter van Kortenberg met de originele zegels. (Bron: Stadsarchief Leuven)

Het Charter van Kortenberg. (Bron: Stadsarchief Leuven, 1312)

Daarnaast kwam hertog Jan III (1300-1355) nog zes jaar lang onder voogdij van een nieuwe, stedelijke, regentschapsraad. Hiermee kregen de steden in een klap de macht over het hele hertogdom in handen. Ook toen Jan III in 1320 meerderjarig werd, waren het de steden die de dienst uitmaakten. Maar niet alle steden hadden evenveel invloed. Leuven en Brussel waren de feitelijke machthebbers. Zij beriepen zich op hun bijzondere positie als de eerste steden die in handen van de hertogelijke familie waren gekomen. De andere steden hadden amper iets in te brengen.

Blijde Inkomste

Na de dood van hertog Jan III ontstond er grote onzekerheid over zijn opvolging. De hertog had drie dochters, maar hij had niet laten weten wie van de drie zijn opvolger zou moeten zijn. De steden maakten handig gebruik van de onduidelijkheid en eisten dat zij een nieuwe machthebber mochten kiezen. Ze kozen de oudste dochter van Jan, Johanna van Brabant (1322-1406), tot nieuwe hertogin en kochten de andere twee dochters af. In ruil hiervoor hield Johanna in 1356 een zogenaamde Blijde Inkomste. Met pracht en praal werd zij in de Brabantse steden onthaald als nieuwe machthebber. Maar bij dat onthaal hoorde ook de ondertekening van een document waarin precies de rechten van de steden waren vastgelegd. In geen enkel andere gewest hadden de steden zoveel voorrechten.

Johanna en Wenceslaus.jpg

Hertogin Johanna en Hertog Wenceslaus (bron: Ducum Brabantiae chronica)

Lodewijk van Male (1330-1384), de graaf van Vlaanderen en man van Johanna’s zus Margaretha (1323-1380), ging echter niet akkoord met de keuze van de steden. In 1356 viel hij met een leger het hertogdom Brabant binnen. Al snel bleek dat de afspraken van de Blijde Inkomste weinig waard waren. Vrijwel alle steden openden de poorten voor de graaf. Johanna trok zich uiteindelijk terug in ‘s-Hertogenbosch, die stad was de hertogin wel trouw gebleven.

Nadat de Brabantse edelen weigerden de graaf van Vlaanderen als hun heer te erkennen en verschillende steden zichzelf bevrijdden, sloten Johanna en Lodewijk uiteindelijk aan het einde van het jaar een vredesverdrag. Antwerpen en Mechelen zouden aan Vlaanderen worden toegekend en de rest van het hertogdom zou terugkomen in handen van de hertogin. De invloed van de steden, die maar al te graag hun poorten geopend hadden voor de vijand, was na de vrede sterk afgenomen. Maar niet voor lang.

In 1371 lukte het de hertog van Gullik om bij de slag van Baesweiler hertog Wenceslaus (1353-1383), echtgenoot van hertogin Johanna, met een heel gevolg gevangen te nemen. Om hun vrijheid terug te krijgen moesten de steden de losprijs bijeenbrengen. In ruil hiervoor wisten zij de hertog te bewegen het charter van Kortenberg te bekrachtigen en de Raad van Kortenberg, wiens vergaderingen in frequentie waren afgenomen, opnieuw bijeen te roepen. De machtsstrijd tussen hertog en stad was nog lang niet uitgespeeld.

 

Bronnen

Sonnemans, G., e.a., Blikken op Brabant; De canon van Nederland in Noord-Brabants perspectief, ‘s-Hertogenbosch, 2012.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

Van Oudheusden, J., Verhalen van Brabant; Geschiedenis en erfgoed in tien tijdvakken, ‘s-Hertogenbosch, 2015.

Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.