Thema

Vergaande industrialisatie en crisis

De industrialisatie van Brabant komt pas echt van de grond vanaf 1890. In enkele decennia veranderde Brabant van boerenprovincie in een industriële regio.

Industrieel Brabant

De hoge versnelling waar de Brabantse industrie na 1890 in terecht kwam, lag niet alleen aan de vestiging van grootschalige fabrieken zoals Philips. Ook een veranderende bedrijfsvoering in de middelgrote bedrijven bracht de industrie in een stroomversnelling. Door de inzet van machines groeiden deze bedrijven en werd de productie van kleine bedrijven en de huisnijverheid minder belangrijk. Steeds meer boeren die voorheen thuis vormen van nijverheid beoefenden, gingen in de fabriek werken.

Frank Lammers bezoekt het plaatsje Budel-Dorplein en ontdekt daar dat dit dorp niet had bestaan zonder twee Waalse broers en hun industriële plannen. (Bron: Canon van Lammers, aflevering 18, Erfgoed Brabant)

Alle rechten voorbehouden

Waarom vormde juist Brabant zo’n aantrekkelijk milieu voor zowel grote als middelgrote fabrieken? Allereerst lagen de arbeidskosten in Brabant relatief laag. Vanaf de negentiende eeuw gingen de Brabantse fabrieksarbeiders weliswaar meer verdienen, maar in vergelijking met bijvoorbeeld Hollandse arbeiders lag het inkomen van de Brabander flink lager. Daarnaast speelde ook de verbetering van de infrastructuur en het toenemend gebruik van de benzinemotor een rol. Voorheen had de industrie zich geconcentreerd rond de steden, nu werden ook afgelegen delen van het Brabantse platteland makkelijk te bereiken. Een bijkomend voordeel was dat de grondprijzen daar laag waren.

Pijlers van de Brabantse industrie

volt.JPG

Monument voor de Volt fabriek in Tilburg. (Foto: Ron Maijen, 2011, Wikimedia Commons)

De Brabantse industrie concentreerde zich in een aantal sectoren. Een van de grootste was de textielindustrie. Met name in Tilburg werd tussen 1890 en 1914 veel textiel geproduceerd, waardoor de stad de bijnaam ‘wolstad’ vergaarde. In de regio Helmond was er sprake van katoennijverheid en in Breda werd kunstzijde geproduceerd. Een andere pijler in de Brabantse industrialisatie was de technische industrie. Uit die sector is het bedrijf Philips bekend. Al waren er nog andere Brabantse bedrijven in deze sector actief, bijvoorbeeld Volt in Tilburg, Luna in Boxtel en Gloeilampenfabriek Rens te Oosterhout.

Daarnaast waren de productie van zowel sigaren als leer en schoeisel typische vormen van Brabantse nijverheid op middelgrote schaal. In Eindhoven en ‘s-Hertogenbosch en de aangrenzende gemeenten werden vooral veel sigaren gemaakt, maar ook in de rest van de provincie waren vele van deze sigarenfabrieken te vinden. In Roosendaal stond bijvoorbeeld sigarenfabriek Hudson, waar tot de jaren zeventig nog sigaren werden geproduceerd.

kwatta.JPG

Cacaoblikje van het merk Kwatta. (Foto: Alf van Beem, 2014, Wikimedia Commons)

Het leerlooien vond verspreid over de hele provincie plaats, al lag het centrum van de productie in de Langstraat. De populariteit van de klomp, die van oudsher veel in Brabant geproduceerd werd, nam door de opkomst van leren schoeisel af.

De twintigste-eeuwse Brabantse industrie was verweven met de landbouw. Moderne fabrieken verwerkten de opbrengst van de Brabantse landbouw tot nieuwe voedingsmiddelen. Zo werden er diverse fabrieken opgericht die de suikerbieten van het land verwerkten tot suiker, waarvan er meerdere in 1908 werden samengevoegd tot de Algemene Suikermaatschappij. In Breda werden cacao- en chocoladefabriek Kwatta en Hero Conserven opgericht. Daarnaast waren er diverse boterfabrieken.

De Brabantse economie was erg afhankelijk van de grote industriëlen. Dat zorgde voor groei en verbeterde infrastructuur, maar dat bracht ook kwetsbaarheid met zich mee. De stad Oss merkte dit toen industriëlen als Simon van den Bergh (1819-1907) daar fabrieken oprichtten. Dankzij de industrie nam de werkgelegenheid toe en kreeg Oss een aansluiting op het spoorwegnet. Wanneer een firma besloot om zijn productie te verhuizen zakte de werkgelegenheid echter fors in. Arbeiders kwamen zonder werk kwamen te zitten en vervielen in armoede.

Eerste Wereldoorlog

In 1914 brak in Europa de Eerste Wereldoorlog uit, en hoewel Nederland neutraal bleef, was de oorlog toch voelbaar in de Brabantse industrie. Een van de meest negatieve effecten was het tekort aan bevoorrading. Zo kampte de Brabantse industrie met tekorten aan vlas, ruw ijzer, steenkool, hout en andere producten. Hierdoor kwam het productieproces soms stop te liggen en moesten enkele fabrieken uiteindelijk de deuren sluiten.

Daarnaast had de Eerste Wereldoorlog ook positieve gevolgen voor de Brabantse industrie. Grote orders van het Ministerie van Oorlog zorgden voor een stijgende vraag naar producten, bijvoorbeeld in de textielindustrie. En hoewel de buitenlandse afzetmarkt wegviel, groeide de binnenlandse afzetmarkt juist door het wegvallen van buitenlandse import.

lederoisterwijk.jpg

Voormalige N.V. Lederfabriek Oisterwijk. (Foto: Marc Bolsius, Erfgoed brabant)

Op de kaart

Het interbellum en tijden van crisis

De Brabanders waren redelijk ongeschonden door de Eerste Wereldoorlog en de jaren twintig van de twintigste eeuw gekomen, maar hier kwam verandering in tijdens de jaren dertig. In de Verenigde Staten ontstond een economische crisis die zich uitbreidde tot een werelddepressie. Door de enorme werkloosheid daalde de koopkracht in de hele westerse wereld en vielen veel afzetmarkten van de Brabantse industrie weg. Fabriekseigenaren zagen zich gedwongen veel van hun personeel te ontslaan en de werkeloosheid steeg. Zo werd bij Philips ongeveer de helft van het personeel ontslagen.

Een van de oplossingen van de Nederlandse overheid tegen deze werkloosheid was de werkverschaffing. Deze hield in dat groepen werklozen ongeschoolde arbeid verrichten voor een gering loon. Vaak ging het om projecten op het gebied van landschap en infrastructuur. Brabantse voorbeelden van werkverschaffing zijn de aanleg van het Burgemeester Coenenpark in Roosendaal en het aanplanten van de Stiphoutse bossen.

stiphout.tif

Werkverschaffingsproject in de Stiphoutse bossen. (Foto: Anoniem, 1929, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven)

De crisis kwam tot een hoogtepunt in het 1932. West-Europese landen zagen af van hun open grenzen om de binnenlandse productie te beschermen en stapten af van de goudstandaard. Nederland deed dat niet en hield daarnaast vast aan haar vrijhandelsbeleid. Hierdoor konden buitenlandse bedrijven hun overschot voor een zeer lage prijs dumpen op de Nederlandse markt. Tegen deze buitenlandse bedrijven moest de Brabantse industrie concurreren. In Brabant ontstond veel kritiek op de manier waarop de regering de crisis aanpakte: de verhoging van de belasting en de bezuiniging op salarissen was veel Brabanders een doorn in het oog. Uiteindelijk trok de economie weer aan vanaf 1936, een van de oorzaken daarvan was dat Nederland afzag van de goudstandaard.

Tweede Wereldoorlog

Op 10 mei 1940 begon voor Brabant de Tweede Wereldoorlog. Het bestuur kwam na de capitulatie onder Duits gezag te staan. De Duitse machthebbers wilden de Brabantse industrie zoveel mogelijk inzetten voor de Duitse oorlogseconomie. Veel Nederlandse fabriekseigenaren en arbeiders kwamen voor een moeilijke keuze te staan. Meewerken hield in dat de Brabantse industrie bleef bestaan en de arbeiders hun werk behielden, maar had als keerzijde dat er producten werden geleverd aan de Duitse oorlogsmachine. Niet meewerken betekende ook dat de arbeiders van de fabriek naar Duitsland werden gestuurd om daar te werken. Dit gebeurde al met Nederlandse werklozen in het kader van de zogeheten Arbeitseinsatz. Voor veel arbeiders was dat een reden om hun werk in de Brabantse fabrieken niet op te geven. Naarmate de oorlog vorderde, werden ook niet-werklozen als Fremdarbeiter naar Duitsland gestuurd.

Net als in de Eerste Wereldoorlog kampte de Brabantse industrie vanaf 1941 met tekorten aan grondstoffen. Afhankelijk van de Kriegswichtigkeit, het belang van de industrie voor de Duitse oorlogsmachine, van fabrieken werden grondstoffen en energie geleverd. De textiel-, schoen- en sigarenindustrie hadden te lijden onder de tekorten en vele fabrieken uit deze sector sloten tijdens de oorlog hun deuren. De fabrieken van Philips en DAF hadden het minder moeilijk tijdens de bezetting. De productie van beide bedrijven werd ingezet voor de Duitse oorlogseconomie en Philips groeide zelfs in de jaren 1940-1945.

Frits_Philips_(1971).jpg

Frits Philips in 1971 voor het Evoluon te Eindhoven. (Foto: Rob Mieremet, 26 mei, 1971, Nationaal Archief)

Tijdens de bezetting werd er een bijzondere afdeling van het Philipsconcern opgericht in Kamp Vught. Frits Philips (1905-2005) had tijdens de Tweede Wereldoorlog de leiding over het familiebedrijf in handen en kreeg het verzoek om in Kamp Vught een werkplaats op te richten. Het stelde hem voor een groot dilemma. Meewerken zou betekenen dat hij de bezetter hielp en gevangenen aan het werk moest zetten, een weigering zou er voor zorgen dat een groot deel van zijn personeel naar Duitsland zou worden gestuurd om daar te werken. Uiteindelijk werd er een akkoord bereikt: er zou een werkplaats van Philips in het kamp worden opgericht als er een aantal voorwaarden van Philips, in het belang van de gevangenen, mochten worden doorgevoerd.

In 1943 opende de werkplaats waar honderden politieke gevangenen werkten, later werden hier nog enkele honderden joodse gevangenen aan toegevoegd. De gevangenen die in de Philipswerkplaats werkten maakten minder lange uren en kregen beter te eten dan de andere gevangenen. Een groot deel van de arbeiders van de Philipswerkplaats wist de oorlog te overleven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de Nederlandse industrie flink beschadigd geraakt en deze zou weer hersteld moeten worden, wat gebeurde in de jaren van de wederopbouw.

 

Bronnen

Van den Eerenbeemt, H. (red.), Geschiedenis van Noord-Brabant, deel 2: Emancipatie en industrialisering 1890-1945, Amsterdam/Meppel, 1996.

Van Oudheusden, J., Verhalen van Brabant; Geschiedenis en erfgoed in tien tijdvakken, ‘s-Hertogenbosch, 2015.

Van Oudheusden, J., Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst, ‘s-Hertogenbosch, 2014.

Sonnemans, G. e.a., Blikken op Brabant. De canon van Nederland in Noord-Brabants perspectief, ‘s-Hertogenbosch, 2012.

Van Uytven, R. (red.), Geschiedenis van Brabant, van het hertogdom tot heden, Zwolle, 2004.

Wilson, C., Geschiedenis van Unilever, een beeld van economische groei en maatschappelijke verandering, deel 2, 's‑Gravenhage 1954, 25.

Draag bij aan Brabants erfgoed!

Wil je een verhaal delen? Vul hieronder je gegevens in, en geef kort aan wat je zou willen bijdragen. De redactie neemt dan contact met je op.